De Koning van Leemland woont samen met Zijn Zoon in een schitterend paleis. Op de toren van het paleis wappert de Koninklijke vlag als de Koning aanwezig is, want soms maakt Hij ook verre reizen. Regelmatig komen er bezoekers in het paleis.
Kortgeleden heeft de Koning samen met Zijn Zoon een heel mooie Ontvangsthal laten bouwen, geheel naar Zijn eigen ontwerp. De Koning vindt het namelijk belangrijk dat alle gasten die Hem komen bezoeken góed ontvangen worden, en zichzelf kunnen voorbereiden op de Ontvangst bij de Koning. Vaak hebben ze een lange reis achter de rug en zijn dan moe, stoffig of gehaast. De Koning vindt het prettig dat de gasten even tot rust kunnen komen.
Als de bezoekers de grens van Leemland zijn overgegaan worden ze langs de landerijen van de Koning geleid, die uiteindelijk bij het paleis uitkomen. Daar aangekomen moeten ze eerst een hoge trap op met bovenaan een groot bordes. Op het bordes staan lakeien in het wit met goud gekleed, en bevindt zich een enorme schitterende zware houten deur met een gouden deurknop en gouden klopper. Als de bezoekers zijn aangekomen klopt de rechter lakei zeven keer met de gouden klopper op de grote houten paleisdeur.
De deur wordt geopend door een andere lakei, die ook in het wit met goud gekleed is.
Deze deur draait naar rechts open. Als de bezoekers naar binnen gaan, staan ze direct in de Ontvangsthal. De lakei die de bezoekers heeft binnengelaten maakt een buiging en zegt beleefd: “De Koning verwacht u over een half uur. U wordt door Iemand opgehaald, zodra het tijd is.” De lakei gaat weg, en laat de bezoekers alleen in de Ontvangsthal.
De bezoekers hebben dan de tijd om zich voor te bereiden op de ontmoeting met de Koning.
Terwijl ze in de Ontvangsthal wachten raken ze onder de indruk van wat ze daar zien.
De vloer van de hal is gemaakt van het mooiste witte marmer dat er te vinden is. Ook de muren zijn wit. Drie prachtige houten deuren zijn versierd met gouden granaatappelen. Ook hebben ze gouden handgrepen en scharnieren. Ze geven toegang tot de andere vertrekken van het Paleis. Eén deur bevindt zich links, de tweede schuin tegenover de voordeur, en de derde deur, de rechter deur, leidt naar de Troonzaal. Als je door de buitendeur de Ontvangsthal binnen komt staat daar recht tegenover een hoge donkerhouten kast, links van de tweede deur. Prachtig. Aan de linkerkant, tussen de voordeur en de linkerdeur staat een bank waar de bezoekers op kunnen zitten. Aan de rechter kant staat tegen de wand een lage kast, ook van donker hout. Deze bevindt zich tussen de deur tegenover de voordeur en de deur die naar de troonzaal leidt. Achter de voordeur staat in het hoekje aan de rechterkant van de deur naar de troonzaal, een kleine houten tafel. De kasten, de tafel en de bank zijn van dezelfde houtsoort gemaakt. Het tafeltje zie je pas als de voordeur is gesloten. Aan de muur boven het tafeltje hangt een mooie spiegel met een donker houten rand die rondom versierd is met gouden granaatappelen.
De Zoon van de Koning heeft van Zijn Vader de opdracht gekregen om in de Koninklijke Pottenbakkerij mooie vazen te maken om de Ontvangsthal mee te versieren. Die vazen moeten geschikt zijn om op de hoge kast, lage kast en de tafel te staan. Elk met een speciaal doel.
De vaas voor de hoge kast moet de Rijkdom en de Wijsheid van de Koning uitstralen.
De vaas voor de lage kast moet geschikt zijn om alle soorten bloemen in te kunnen zetten,
zodat er een heerlijke, lieflijke geur in de Ontvangsthal zal zijn.
De vaas die op de tafel moet komen te staan moet geschikt zijn om de bezoekers de gelegenheid te geven zich op te frissen.
De Zoon van de Koning is druk bezig in de Koninklijke Pottenbakkerij. Hij heeft al heel veel dingen gemaakt en heeft plezier in het Pottenbakkerswerk.
De vazen worden gemaakt van de allerbeste klei die er te vinden is in het Koninkrijk.
Er mag geen verschil zijn wat het materiaal betreft, al krijgt elke vaas zijn eigen vorm en zijn eigen bijzondere taak. De klei zuivert Hij eerst van steentjes. Ook mogen er tijdens het boetseren geen luchtbellen achterblijven in de vaas want dan barst de vaas tijdens het bakproces.
Hij begint met de vaas voor de hoge kast. Het wordt een hoge vaas met twee oren eraan.
Hij zet een kleiklomp op de draaischijf en draait met Zijn voet tot de schijf de juiste snelheid heeft. Dan vormt Hij met Zijn handen al draaiend en boetserend de klei tot een vaas.
Eerst het grove werk, daarna het fijne werk. Heel voorzichtig, maar ook heel zeker maakt de Zoon een grote vaas in een prachtige vorm, met twee oren eraan. Als de vaas gebakken is beschilderd de Zoon hem met de mooiste kleuren: rood, blauw, groen, wit en goud, en komt er een glazuurlaag overheen zodat de vaas mooi zal glanzen.
De vaas voor de lage kast wordt een ronde vaas zonder oren, met een mooie omgekrulde rand die glad afgewerkt is. De vaas is móói van eenvoud. Elk boeket zal er prachtig in staan. De aandacht zal vooral gericht zijn op de bloemenpracht en de lieflijke geur die de bloemen zullen verspreiden. Mensen die verder zullen kijken dan alleen naar de bloemen, zullen ontdekken dat het één harmonieus geheel is met de vaas waarin ze staan. Nadat de klei gebakken is maakt de Zoon de vaas helemaal wit en voorziet hem van een glazuurlaag.
Ook deze vaas moet mooi glanzen.
De derde vaas is ook heel speciaal.
Die moet geschikt zijn om te schenken. Hij zet er een stevig maar sierlijk oor aan. De Zoon maakt er een kom bij, waarin het water uit de kan gegoten kan worden, zodat de mensen niet hoeven te knoeien met het kostbare zuivere water dat in de kan zal komen. De Koning heeft namelijk een Koninklijke Bron waar het zuiverste water te vinden is. Als deze vaas gebakken is maakt de Zoon hem crème kleurig, bovendien schildert Hij er aan één kant het Koninklijke wapen op. Daarna krijgt ook deze vaas een mooie glazuurlaag voor de glans.
De vazen zijn prachtig geworden. De Zoon is dan ook heel tevreden met Zijn werk.
Vol blijdschap laat Hij Zijn Vader, de Koning van Leemland, de vazen zien. Samen brengen ze de vazen naar de Ontvangsthal en geven ze de vazen hun plaats. De Ontvangsthal is nu volmaakt, schitterend. Er spreekt zonder woorden een grote rijkdom en wijsheid, lieflijkheid en vrede en volmaakte reinheid uit. De lakeien worden er stil van en knielen eerbiedig voor de Koning en Zijn Zoon! Vanaf nu komt de Zoon elke dag naar de Ontvangsthal om te genieten van het geheel en van de vazen in het bijzonder.
De bezoekers die de Koning van Leemland bezoeken zijn vol van bewondering.
Direct na binnenkomst vertelt de lakei dat de Koning hen over een half uur zal ontvangen, en verlaat hij de Ontvangsthal, precies zoals de Koning dat ook wil. In de tussentijd kunnen de bezoekers de schoonheid van de Ontvangsthal in zich opnemen, en zich klaar maken voor de ontvangst. Wanneer de bezoekers alleen zijn in de Ontvangsthal valt de grote houten kast met de hoge veelkleurige vaas het eerst op. Meestal staan ze stil van bewondering en kunnen alleen nog maar zeggen hóé mooi de vaas is.
Nadat ze vol ontzag de hoge vaas hebben bewonderd, merken ze de heerlijke, lieflijke geur in de Ontvangsthal. Vol verbazing zoeken ze waar de geur vandaan komt, en zien ze op de lage kast de mooiste en de meest geurige bloemen staan die ze ooit gezien hebben.
Pas dan zien ze de schoonheid van de witte vaas, die één geheel vormt met het boeket.
De bezoekers staan sprakeloos. Zoiets moois, en reins hebben ze nog nooit gezien.
Dan kijken ze verder of er nog méér te ontdekken valt in de Ontvangsthal.
In de hoek achter de zware houten voordeur zien ze de spiegel hangen boven de tafel met de waterkan. Ze lopen dan automatisch naar de spiegel en bekijken zichzelf of ze er goed uitzien om de Koning te ontmoeten. Ze zien dan allerlei bruine en grijze vlekken en vegen op hun gezicht, soms zelfs grote zwarte vegen. Ze beseffen dan dat ze zó de Koning niet kunnen ontmoeten, en zien dan op de tafel tot hun grote opluchting de gevulde waterkan met opvangschaal staan. Ze bewonderen ook de waterkan met opvangschaal.
Wat een mooi geheel, en wat een prachtig Koninklijk wapen staat er op die kan.
Na de waterkan goed bekeken te hebben pakken ze hem aarzelend op. Zou het écht de bedoeling zijn dat ze zómaar die kan mogen pakken en water in de schaal mogen schenken om zich wat op te frissen? Nadat ze nógmaals in de spiegel kijken nemen ze de vrijmoedigheid om zich op te frissen met het heerlijke en heldere koele bronwater uit de waterkan.
Ze voelen zich weer fris en proeven voorzichtig een slok van het heerlijkste water dat er is.
Hierna vervolgen ze hun ontdekkingstocht door de Ontvangsthal. Ze zien de prachtige houten bank staan en lopen er naar toe. Zou je er op mogen zitten? Ze voelen aan het hout van de leuning en de zitting en gaan er voorzichtig op zitten. Vanaf die plaats is de inrichting van de Ontvangsthal goed te bewonderen. Elk detail is zo zorgvuldig uitgewerkt. Vaak valt hen dán pas op dat de spiegel gouden granaatappelen op de rand heeft.
Meestal lopen de bezoekers dan naar de spiegel om hem van dichtbij te bekijken, en zien ze zichzelf opnieuw. Ze zien dan dat ze heerlijk fris en schoongewassen zijn. Het lijkt net of er over hen een glans is gekomen, zoals de glans van de vazen. Ze stralen helemáál wanneer ze de granaatappelen om hen heen zien. Het is net of er een krans van liefde om hen heen is.
Het is liefdevol van de Koning om hen zo tegemoet te komen na hun reis.
Vol dankbaarheid nemen ze weer plaats op de bank en komen daar tot rust, en wachten ze tot het de tijd is dat Iemand hen komt halen.
Dan opeens gaat de deur die naar de troonzaal leidt open, en staat de Zoon voor hen.
Hij begroet hen vriendelijk en leidt hen naar de troonzaal. Ze zien dat de Zoon naast de Koning gaat zitten. Vol eerbied en ontzag voor de rijkdom en wijsheid en lieflijkheid knielen ze eerbiedig neer voor de Koning en Zijn Zoon. Als de Koning hen vriendelijk aankijkt en hen de hand reikt durven ze te zeggen hóe geweldig schitterend de Ontvangsthal is. Bij de vraag wát ze zo schitterend vinden, zeggen ze allemaal dat élk voorwerp en élk detail zó volmaakt is. Ook dat de vazen zo prachtig zijn en zo mooi glanzen. Het is één onvoorstelbaar schitterend geheel.
De Koning en Zijn Zoon zijn blij als ze de vreugde bij de bezoekers zien. Ze nodigen hen uit voor een Koninklijke maaltijd die met liefde voor hen bereid is. Wanneer de bezoekers na de Koninklijke maaltijd weer weg gaan zijn ze vol van alles wat ze mochten eten en wat ze gezien en gehoord hebben. Ze kunnen er niet over uit dat de Koning zó rijk en wijs is, en hén heeft uitgenodigd nog eens bij Hem op bezoek te komen! Nu, dat zullen ze zeker nog eens doen!
Zo gaat het elke dag. En elke dag komt de Zoon als Eerste naar de Ontvangsthal om te zien of alles nog in orde is. Zo ook op de dag, dat het hevig stormt. Hij kijkt met een glimlach naar de vazen en gaat weer naar de troonzaal.
Hij weet het, dit wordt een andere dag dan dat de vazen gewend zijn… … …
De lakei doet de zware voordeur open. Een hevige windvlaag waait door de Ontvangsthal.
De hoge vaas op de hoge houten kast wiebelt gevaarlijk. Steeds opnieuw die dag, wiebelt en wankelt die schitterend gekleurde vaas. De andere vazen houden als het ware hun adem in, maar vooral de bezoekers die binnen komen schrikken van het wiebelen van de vaas. Ook zij houden hun adem in. Gelukkig komt er ook aan een stormachtige dag een eind.
Die nacht, in het donker lijkt het wel of de vazen tot leven komen. De witte vaas zegt tegen de gekleurde hoge vaas: “Tjonge jonge wat wiebelde jij erg zeg, vandaag!” “Ja, dat is toch geen wonder??? Ik sta precies tegenover de voordeur. Elke windvlaag voel ik. Kijk ik sta daar natuurlijk hoog op die kast, en de bezoekers zien mij als eerste, dus het valt extra op! Maar ja, op deze uiterst belángrijke positie kan je dat verwachten.“ “Hm, moet je dát horen! Belángrijke positie!” antwoord de witte vaas. “Ook ík heb een belángrijke positie, maar ik wiebel niet zo als jij!” De waterkan staat stilletjes in het hoekje. Hij durft niets te zeggen. Hém zien de bezoekers pas als laatste, dus zo’n belangrijke positie heeft hij niet. Bovendien schrikt hij van het gesprek tussen de twee andere vazen. Het lijkt wel alsof de storm die vandaag buiten raasde nu hier binnen woed. Hij voelt zich nu niet prettig in het donker met dit nare gesprek van de twee andere vazen. Gelukkig, het wordt alweer licht.
In aller vroegte komt de Zoon naar de Ontvangsthal voor de dagelijkse ontmoeting. Hij bekijkt met zorg elke vaas, en schudt Zijn hoofd. Jámmer, maar de glans is eraf! Hij wist dat dit zou gebeuren. Nee, een nieuwe glazuurlaag heeft geen zin. Hij zal ervoor zorgen dat de glans weer terugkomt op een ándere manier. Het kost wel even een paar dagen tijd, maar het resultaat zal bijzonder zijn!
De Zoon roept de lakei van de Ontvangsthal, en geeft hem een bijzondere opdracht.
“Lakei, vandaag wisselen we de vazen van plaats.” “Ik wil graag dat de witte vaas op de hoge kast komt te staan, maar er mogen geen bloemen in gezet worden. De hoge veelkleurige vaas moet op de tafel komen te staan, op de plaats van de waterkan. Hij moet gevuld worden met water uit de Koninklijke bron. De waterkan en de schaal moeten vandaag op de lage kast staan met een veelkleurig boeket bloemen erin.”
De lakei maakt snel alles in orde, precies zoals de Zoon het wil hebben.
Onwennig staan de vazen op hun nieuwe plaats. De witte vaas vindt het geweldig dat hij nu deze positie heeft gekregen! Nu kan iedereen zien hoe mooi hij is, hoe prachtig de Zoon hem heeft gemaakt! De veel kleurige vaas vindt het maar niets daar op die tafel. Telkens wanneer de deur open gaat is hij bang dat hij omver gestoten wordt. De waterkan met de schaal staan op de lage kast met een schitterend veel kleurig boeket gevuld. De bladeren van de bloemen hangen zwaar over de waterkan, precies over het Koninklijke wapen. Hij vindt het fijn dat de bezoekers hem nu wat sneller zullen zien. Al snel komen de eerste bezoekers van deze dag binnen. Ze zijn verbaast als ze de vazen zien staan. Ze zijn al vaker bij de Koning op bezoek geweest, en herinneren zich dat de vazen op andere plaatsen stonden dan waar ze vandaag staan! Zoals gewoonlijk willen ze zich opfrissen met wat helder water. Maar…, waar kunnen ze dat water nu vinden? Het zal toch zeker niet in die mooie vaas zitten! Na wat aarzelen kijken ze in de hoge veelkleurige vaas. Ja hoor, dáár zit nu water in. Maar hoe moeten ze nu schenken? En… waarin moeten ze schenken? Hoe dan ook, ze willen zich toch gráág opfrissen! Voorzichtig kiepen ze de hoge veelkleurige vaas om. Ze moeten het met z’n tweeën doen, en báng dat ze zijn dat de vaas kapot zal vallen op de marmeren vloer!
Heel voorzichtig houd de één de vaas vast terwijl de ander zijn handen eronder wast.
Het is onvermijdelijk dat er water op de grond komt. O, als de Koning hen zo zou zien…
Ze worden rood van schaamte, en snel gaan ze zitten op de bank. Ze begrijpen er niets van.
Het is ook net alsof de vazen niet zo mooi glanzen als anders. Die witte vaas op de hoge kast is wel erg mooi, maar toch missen ze iets! Op de lage kast zien ze de waterkan staan vol kleurige en geurige bloemen. De schaal voor de sier naast hem. De bloemen zijn prachtig, net als altijd. Toch vormen ze niet één geheel met de vaas zoals dat met de witte vaas wél zou zijn. Bovendien valt het wapen van de Koning nauwelijks op door de bladeren die er overheen hangen. De bezoekers vinden het vreemd. Ze voelen zich minder rustig dan tijdens andere keren toen ze in de Ontvangsthal moesten wachten op de ontvangst bij de Koning.
En de Koning en Zijn Zoon? Zij glimlachen en stellen de bezoekers gerust met de woorden:
“Het komt wel goed. Komt u over drie dagen nog eens terug!”
Die nacht spreken de vazen elkaar opnieuw. De veel kleurige vaas zegt treurig dat hij vol bruine en zwarte vegen zit. Het is geen vertoning! En ooo, zijn arme oren liggen er bijna af!
Al die handen die hem steeds oppakten en water moesten schenken uit hem, brr… …
Hij was zo verschrikkelijk bang geweest dat hij kapot zou vallen!
De witte vaas voelt zich ook niet zo erg op zijn gemak daar op zijn hoge eenzame plaats.
Hij mist iets. Hij is immers zo gewend aan de bloemen die hij altijd mag dragen. Bovendien vindt hij het best eng als de buitendeur open gaat. Stel je voor dat hij net zo zal wiebelen als die veelkleurige vaas toen het zo stormde… … En de waterkan? Die durft niets te zeggen. Hij vindt de bloemenpracht schitterend. Toch mist ook hij iets. Hij is zo gewend aan al die handen die hem oppakken, aan de blijdschap over het frisse heldere water. Het water dat nu in hem zit is níet zo helder als anders.
De volgende ochtend komt de Zoon weer naar de Ontvangsthal. Hij ziet dat er kostbaar water op de grond ligt. Ook ziet Hij de bruine en zwarte vegen op de oren en de tekening van de veelkleurige vaas. Met een glimlach kijkt Hij naar de waterkan. Die doet écht zijn best om de bloemen tot hun recht te laten komen. Helaas valt het mooie Koninklijke wapen dat hij draagt niet op. Ook kijkt de Zoon naar de witte vaas. De schoonheid van de vaas is goed te zien, maar tóch is hij niet volmaakt zonder de bloemen! De Zoon geeft de lakei weer een nieuwe opdracht. “Lakei, vandaag wisselen de vazen opnieuw van plaats. De veelkleurige vaas moet op de lage kast staan, met een veelkleurig boeket gevuld. De waterkan met de schaal moeten vandaag op de hoge kast staan. De witte vaas moet op de tafel staan en gevuld worden met het kostbare Bronwater uit de koninklijke bron.” Snel maakt de lakei alles in orde. Opnieuw moeten de vazen wennen aan hun nieuwe plaats.
Daar komen de bezoekers al! Ook deze bezoekers waren al eens eerder in de Ontvangsthal geweest. Net als anders willen ze zich opfrissen met het heldere Bronwater, maar zien tot hun grote schrik de prachtige witte vaas op de tafel staan. Moeten ze vandaag díe vaas gebruiken? Er zit niet eens een oor aan om hem goed vast te kunnen houden! Stel je voor dat hij op de marmeren vloer kapot valt! Ook vandaag moeten de bezoekers elkaar helpen, en valt er kostbaar Bronwater op de grond. Vol schrik en schaamte zien de bezoekers de bruine en zwarte vegen op de witte vaas. Verschrikkelijk vinden ze het. Wat zal de Koning er van zeggen? Bovendien is de vaas zo glad dat je hem met twee handen moet vastpakken omdat hij anders zal vallen! Ze kijken nog eens rond en ontdekken dat de waterkan boven op de kast staat. Zo goed hebben ze hem nog nooit bekeken. Het Koninklijke wapen is wel opvallend goed te zien. Deze kan is ook erg mooi. Jammer dat hij niet voor zijn doel gebruikt wordt! Dan hadden zij zich nu geen zorgen hoeven te maken over wat de Koning straks tegen hen zal zeggen! Na van de schrik te zijn bekomen dringt de geur van bloemen zich aan hen op. Ze kijken naar de lage kast en zien daar tot hun verbazing de hoge veelkleurige vaas staan met een geurig veelkleurig boeket erin! De bloemen zijn mooi, en de vaas is prachtig, maar samen is het niet zo’n harmonieus geheel dan wanneer ze in de witte vaas zouden staan. Wat jammer dat ze in deze vaas zijn gezet! Nu komt hun kleur niet goed tot hun recht, en bovendien is ook de schoonheid van de veelkleurige vaas niet te zien door de vuile vegen erop en de overhangende bladeren. De bezoekers begrijpen er helemaal niets van.
De Zoon komt hen halen. Ze durven Hem niet goed aan te kijken. Ze schamen zich zo erg! Al die zwarte vegen op die witte vaas… … Terwijl ze neerknielen voor de Koning en Zijn Zoon vertellen ze van de bruine en zwarte vegen die op de witte vaas zijn achter gebleven. De Koning reikt hen de hand en is nog steeds vriendelijk. Met een glimlach stelt Hij hen gerust, en zegt: “Het komt goed, vertrouw Me. Kom over twee dagen maar terug”.
De volgende morgen komt de Zoon weer naar de ontvangsthal. Eén voor één pakt Hij de vazen vast en bekijkt hen zorgvuldig. Hij pakt de waterkan en neemt hem mee naar de Koninklijke Bron, spoelt hem daar schoon en vult hem met vers, helder en zuiver Bronwater.
De Zoon draagt de waterkan voorzichtig terug naar de Ontvangsthal en zet de waterkan weer terug op zijn eigen plaats, op de tafel achter de deur. Dan pakt Hij de witte vaas, schenkt water uit de waterkan in de schaal en wast de witte vaas helemaal schoon en droogt hem af met de zoom van Zijn kleed. Ook vult Hij hem met vers Bronwater uit de waterkan en zet er opnieuw een schitterend boeket kleurige en geurige bloemen in. Ook de witte vaas mag weer op zijn eigen plaats staan, op de lage kast. Daarna is de veelkleurige vaas aan de beurt. Ook hij wordt door de Zoon schoongewassen met Bronwater uit de waterkan, en afgedroogd met de zoom van Zijn kleed. De oren worden extra gecontroleerd of er misschien scheurtjes in zitten. Alles is gelukkig in orde. Nu doet de Zoon iets bijzonders. Hij schenkt wat helder water uit de waterkan in de hoge vaas. “Zo, dat zal je helpen om wat steviger te staan tijdens de stormen die er zullen zijn”. Zo mag ook de veelkleurige vaas weer terug naar zijn eigen plaats: de hoge kast.
Dan spreekt de Zoon tot de vazen: “Vandaag mogen jullie tot rust komen. Denk goed na over wat er gebeurd is, en wáárom Ik het zo gedaan heb! Morgen zullen de gasten die jullie op de andere plaatsen hebben zien staan terug komen. Ik hoop dat jullie dan nóg mooier zullen glanzen dan ooit tevoren! Jullie zien er prachtig uit. Ik heb jullie gemaakt met een speciaal doel. Bedenk goed dat je jezelf alleen voor dát doel laat gebruiken. Ik zal dan weer van jullie schoonheid en glans kunnen genieten, net als de bezoekers.
Dan zal het hier weer volmaakt zijn!”
Deze dag komen er geen bezoekers. Het is stil in de Ontvangsthal. De vazen rusten uit van al hun belevenissen en denken goed na over wat de Zoon tegen hen heeft gezegd.
Die nacht spreken de vazen weer met elkaar. Hun gesprekken zijn nu anders. Ze zijn vol ontzag voor de Zoon, maar ook voor elkaar.
De hoge veelkleurige vaas zegt tegen de waterkan: “Wat ben ik blij dat jij daar staat. Het is gewoon jouw plekje! Jij bent gemaakt voor de taak van de reiniging, maar ook voor bemoediging. Iedereen durft jou vast te pakken en kan schoon bij de Koning komen!”
“Wat ook zo mooi is: jij vult ons ook met het Koninklijke Bronwater, zodat de bloemen vers blijven en ik niet meer zal wiebelen bij een storm of hevige windvlaag!” Tegen de witte vaas zegt hij: “In jou staan de bloemen het allermooiste. Jij vormt samen met elk boeket één geheel!” De witte vaas wordt verlegen. “Ja, zegt hij, ik wilde zo graag op jouw plekje staan, maar het is wel erg hoog en eenzaam”. “Jij bent ervoor gemaakt dat de bezoekers naar jou kijken en de Rijkdom en wijsheid van de Koning zien. Het is jouw plaats, jij hoort daar te staan!” En tegen de waterkan zegt hij: ”Ik heb bewondering voor jouw werk. Ik kan het niet en ben er ook niet geschikt voor. Ik ben blij dat jij ons vult met het Koninklijke Bronwater”.
En de waterkan staat te stralen. Nu durft hij wel iets te zeggen! Hij zegt: “Ik ben zo blij dat we allemaal weer op onze eigen plaats staan. We kúnnen niet zonder elkaar, maar mogen ook nooit meer op elkaars plaats gaan staan. Ik vind het fijn om anderen te bemoedigen en blij te maken. Ook jullie taak is belangrijk. Niemand is minder, niemand is meer!”
De volgende morgen komt de Zoon weer in de Ontvangsthal. Hij ziet tot Zijn grote vreugde hoe prachtig de vazen weer glanzen. Ja, ze schitteren zelfs! Zo heeft Hij het bedoeld!
Hij zegt tot de vazen: “Ik ben blij dat jullie het begrepen hebben! Niemand is minder, niemand is meer. Elke taak en elk plaats waar Ik je stel is even belangrijk, opdat het één volmaakt geheel zal zijn. Iedereen zal weten hoe rijk Mijn Vader is, Hoe wijs Hij is, hoe liefdevol Hij is en hoe rein Hij is! Ik zal Mijn Vader naar jullie toe brengen en laten zien dat alles weer goed is, Ja zelfs nog beter dan ooit te voren.”
Zo laat de Zoon opnieuw de vazen aan de Vader zien.
De Koning en de Zoon zijn blij dat alles is goed gekomen, dankzij de hulp van de Zoon.
De bezoekers mogen weer komen vandaag.
Als de bezoekers binnen komen zijn ze vol verbazing en verwondering.
De vazen staan weer op hun eigen plaats en zien er nu zelfs nóg mooier uit.
Dat vertellen ze de Koning. De Koning glimlacht en zegt: “Ik zei het u toch? Vertrouw op Mij, alles komt goed”. Mijn Zoon, Die de vazen heeft gemaakt, heeft ze ook weer hun glans terug gegeven. Hij weet precies hoe Hij dat moet doen. Nu is de Ontvangsthal die we Samen hebben gebouwd weer één volmaakt geheel! Precies zoals Wij het bedoeld hebben!”
“Kom, en vier feest met Ons. Ook voor vandaag heb Ik een Koninklijke maaltijd voor u bereid. Als u gegeten heeft en weer terug keert naar uw eigen huizen en eigen land onthoud dan dit: U bent gemaakt volgens een plan, met een doel. Wijk daar niet van af!”
“Ga dan heen en vertel het aan de anderen, en laat ook hen genieten van de schoonheid
die Ik heb gemaakt, Samen met Mijn Zoon.”
“Ieder die wil mag komen!”.
© <><Geschreven door: Aletta Feenstra van den Bosch, 20 – 02 -2006.
Bijbelgedeelten die gelezen kunnen worden ter ondersteuning van dit verhaal:
Gen. 2: 7, Jer. 18: 2 t/m 6, 2 Tim. 2: 20, Rom. 9: 19, 20, 21