Hup paard, hup, in galop! Er volgt een hoop gehinnik en gesnuif. Joris speelt dat hij een paard is. Mariska heeft een springtouw over zijn schouders gedaan, en daarna ging het onder zijn armen door. Nu houdt zij allebei de uiteinden vast, dat zijn de teugels.
Ze hebben afgesproken dat wanneer ze aan het linker touw trekt Joris naar links gaat, en trekt ze aan het rechter touw dan gaat hij naar rechts. Als ze aan allebei de touwen trekt moet Joris stoppen. Het is een leuk spel. Mariska houdt van paarden en heeft er al veel boeken over gelezen. Een echte ruiter (dat is iemand die op het paard rijdt) heeft een zweepje. Daarom heeft ze een buigzame tak in haar hand als zweepje. Als je die door de lucht zwaait hoor je een zwiepend geluid, zzoeff! Het klinkt net alsof het even heel hard stormt. Dat is pas écht gaaf. Af en toe slaat Mariska met het zweepje in de lucht.
Joris die het paard speelt weet ook het een en ander van paarden af. Hij is wel eens in een manege geweest. Dat is een soort paardenboerderij waar je kunt leren hoe je moet paardrijden. Hij vond alleen die paarden zo vreselijk stinken, en het stof van het stro kriebelde in zijn neus. En ja, toen moest hij plotseling heel hard niezen. Een paard dat vlak bij hem liep was daar zó van geschrokken dat het op hol sloeg. De ruiter viel op de grond, en even was het een paniek in de manege geweest. Gelukkig was het paard weer snel rustig geworden en stond de berijdster weer op haar benen. Zo liep alles toch nog goed af. Joris had het allemaal best wel spannend gevonden.
Vandaag is het woensdag, en hebben ze lekker een vrije middag. Bovendien is het bijna paasvakantie, dan kunnen ze ook fijn spelen. Het is heerlijk weer en mama vindt het fijn als ze dan een poosje buiten gaan spelen. Nou dat leek Joris en Mariska ook een goed idee. “Ho paard, hoooo!” Gehoorzaam stopt Joris. “Hè, hè, even uitrusten hoor” zegt Mariska. “O…,” zucht ze, “had ik maar een écht paard!” “Nou,” zegt Joris, “mij niet gezien hoor. Ik vind paarden leuk om te zien, maar niet om te hebben. Ze stinken, en voor je ’t weet lig je op de grond.” “Niet waar hoor!” zegt Mariska. “In mijn boeken staat dat je er helemaal niet gauw afvalt. Als je maar weet hoe je het moet doen.” “Ja, in jouw boeken! Maar ik ben wel eens in een manege geweest en heb toen iemand keihard op de grond zien vallen!” “Ja, hè, hè, dat kwam door jou! Je moet ze ook niet laten schrikken!” Joris zegt een beetje boos: “Hoe kan ik nou weten waar die beesten van schrikken?” “Nou”, zegt Mariska, “dan moet je gewoon denken dat jij het paard bent, en dan weet je zó waar het van schrikt.”
“Oké, oké, we proberen het uit. Kom op, dan gaan we weer verder. Zullen we naar het Rozenheuveltje gaan?” zegt Joris. “Dat is toch veel te ver!?” zegt Mariska” “Ben je mal joh.., dan kunnen we even lekker paardrijden. Schiet nou maar op!” Joris, het paard wordt al ongeduldig. “Oké, goed dan. Maar als ik ‘STOP!!’ zeg moet je stoppen hoor! En ook als ik aan de touwen trek!” zegt Mariska nog snel. “Ja joh, zeur nou maar niet. Kom op!” Joris gaat alvast klaar staan. Mariska pakt in elke hand een touw. “Hup paard,” zegt Mariska, en daar gaan ze weer. Het paard begint te lopen. Soms trekt Mariska aan het linker touw en dan gaat Joris naar links. Dan weer trekt ze aan het rechter touw en dan gaat hij naar rechts. “Hup paard”, zegt Mariska, en ze zwaait met het zweepje in de lucht, “harder.” En daar gaan ze, in draf. Wouw, helemaal te gaaf! “Hup paard,” en weer zwaait ze met het zweepje in de lucht. Nóg harder gaan ze, in galop. Wat gaat dat mooi. En kijk eens, ze zijn al vlak bij het Rozenheuveltje!
Mariska wordt wel een beetje moe van dat galopperen, maar ze is flink en denkt: “boven op de Rozenheuvel laat ik Joris stoppen”. Maar Joris heeft hele andere plannen. Ze zijn nu bijna op de Rozenheuvel, en hij is het paard. Hij zal zijn zusje eens laten zien dat een paard echt kan schrikken. Joris ziet een hond aankomen, en hinnikt plotseling luid, net alsof hij van die hond geschrokken is. Hij zet het op een lopen, en stormt de Rozenheuvel op. Mariska holt er hijgend achteraan. “Hoooo! Stop paard, stop!” Ze trekt aan de touwen, maar het paard blijft door rennen. “STOP!! STOP!!” “Ho, ik kan niet meer!” Van boosheid, omdat Joris niet naar haar luistert, begint Mariska met haar zweepje in de lucht te slaan. Joris vindt het wel leuk om zijn zusje een beetje te plagen. Ha, ha! Nu weet ze dat een paard flink kan schrikken! Met een lachend gezicht kijkt hij achterom. Precies op dát moment zwaait Mariska met haar zweepje in de lucht, en deze komt met een harde klap op de wang van Joris terecht. ”AUWW”, brult Joris, en geeft een ruk aan het touw. Hij stopt gelijk met rennen. Daar had Mariska niet op gerekend. Ze knalt met een vaart tegen Joris aan en valt omver. Zomaar pardoes in de rozenstruiken. ”AUWW, AUWW” huilt Mariska heel hard. Ze zit midden tussen de dorens. Overal waar ze kijkt zitten die gemene stekelige dorens! Ze schreeuwt het uit van de pijn. Joris is toch wel heel hard geschrokken, en staat daar met tranen in zijn ogen en een dikke rode striem op zijn wang te bibberen. Au, wat doet zijn wang pijn, en daar ligt Mariska tussen de dorens. “Au, Joris help me toch!” Joris komt in beweging en begint zijn zusje te helpen. Krr.. krr horen ze. “Oh, nou scheurt mijn jas ook nog! Kijk toch uit!” “Ja, nou, ik moet je toch hélpen!” roept Joris. “Kom, geef me een hand.” “Au, wat een nare stekels zeg!” Joris helpt Mariska, en na een poosje rukken en trekken is Mariska bevrijdt uit de rozenstruik. Huilend van pijn en schrik gaan ze naar huis. Thuisgekomen weet mama niet wat ze ziet. “Wat is er met jullie gebeurd?” Ze beginnen allebei door elkaar heen te vertellen, en geven elkaar de schuld. “Joris heeft me in de rozenstruik gegooid!” “Niet waar, jij sloeg me met je zweep en knalde tegen me aan en toen viel jij”. “Ho, ho, ho eens even,” zegt mama, “één voor één. Wat is er gebeurd?” Mariska huilt zachtjes door terwijl mama een koud nat washandje op de zere wang van Joris legt. “Joris, vertel jij maar eens wat er is gebeurd.” “Nou, we speelden paardje. Ik was het paard en Mariska was de ruiter. Het ging allemaal nét zo leuk. Toen kwamen we op de Rozenheuvel en ik schrok zogenaamd van een hond. Echte paarden schrikken ook wel eens hoor! Toen ging ik nóg harder rennen, want ik sloeg op hol. Mariska riep hóóó, en zwaaide met haar zweepje. Toen ik omkeek kwam die zweep tegen mijn wang aan, en dat deed hartstikke zeer. Daarom stopte ik gelijk.” “Tjonge, jonge, is me dat wat” zegt mama. “Nou Mariska, vertel jij maar eens verder”. “Ja, ja,” snikt Mariska. “Ik, ik zwaaide met de zweep want ik wilde dat Joris zou stoppen! Maar hij rende maar door, en toen kwam de zweep per ongeluk in zijn gezicht, het was écht per ongeluk hoor! Hij stopte gelijk en toen knalde ik met een vaart tegen hem aan, en viel zomaar in de rozenstuik, en, en,en nu au…au.” Weer huilt Mariska. “O, o o, wat naar toch allemaal. Jullie moeten ook wel goed nádenken bij wat je doet hoor. Joris, jij moet je zusje niet zo plagen, en je aan de afspraken houden, en Mariska moet maar niet meer met het zweepje zwaaien. Nu hebben jullie allebei pijn en narigheid.” Opnieuw maakt mama het doekje nat met koud water. “Houdt dit nog maar een poosje op je wang Joris, ik ga eens even bij Mariska kijken. O meisje toch, je jas is helemaal gescheurd, en laat me eens naar je handen kijken. Ik zie het al. Daar zitten dorens in! Daarom heb je zo’n pijn. Die moet ik er even uithalen hoor.” Mama pakt de E.H.B.O.-doos en begint de dorens er uit te halen. “Au, au, dat doet zeer, ik wil niet, ik wil niet!” Mariska huilt. “Ja, dat begrijp ik Mariska, toch moet het even gebeuren. Nu doet het even pijn, maar als je die dorens erin laat zitten gaan ze ontsteken, en doet het nog veel meer pijn!” Al huilend koos Mariska er dan toch maar voor de dorens er uit te laten halen. Na een poosje was ze van die nare dorens bevrijdt. Mama kijkt Joris eens aan en zegt: “Joris, heb jij ook dorens in je handen?” “Ik, nee hoor! En mijn wang is ook al weer over.” “Laat me maar eens even kijken Joris.” “Nee hoor, niet nodig”, en weg rent Joris. “Nou Joris, dan moet je het zelf maar weten.” Natuurlijk wil mama Joris ook graag helpen als hij dorens in zijn handen heeft. Maar Joris ziet het helemaal niet zitten, dat gepeuter in z’n velletje. Hij houdt zich flink. Niks hoor, die dorens gaan er vanzelf weer uit.
Maar de volgende dag heeft Joris een dikke rode plek op zijn hand. Au zeg, dat doet zeer! Hij kan er bijna niets mee vast pakken. En het is nog wel zijn hand waar hij mee schrijft. Hij kijkt eens naar Mariska. Die heeft nergens meer last van. Mama ziet de rode plek op zijn hand. “Joris, laat me eens naar je hand kijken” zegt ze. Joris roept heel hard: “Nee!” “Ja Joris, ik moet er even naar kijken. Zie je wel, daar heb je het al! Was toch niet zo eigenwijs geweest Joris, nu moeten we naar de dokter. Er zitten toch nog dorens in, en die moeten er echt uit hoor!” Terwijl Mariska naar school gaat, moet Joris met mama naar de dokter.
“Zo Joris, vertel het eens,” zegt de dokter. Joris vertelt het hele verhaal aan de dokter. De dokter zegt tegen Joris dat hij de dorens er echt uit moet halen. Gelukkig heeft de dokter een spuitbus om het een beetje te verdoven. “Ik moet je wel een beetje pijn doen hoor Joris, maar anders wordt het alleen maar erger als ik je niet help!” Gelukkig was het snel voorbij. Joris krijgt een verbandje om zijn hand. “Zo Joris, kijk je de volgende keer goed uit?” zegt de dokter. “Ga maar gauw naar school hoor! Het beste er mee. Het is bijna paasvakantie geloof ik hè? Als je weer gaat paardje rijden, ga dan maar niet naar de Rozenheuvel.” Hij krijgt nog een aai over zijn bol, en samen met mama loopt hij naar school. Ha, fijn, vanmiddag de paasviering en dan zijn ze vrij.
‘s Middags vertelt juf Linda een verhaal. Jongens en meisjes, kunnen jullie het verhaal nog herinneren van Adam en Eva in het Paradijs. Het was daar mooi en goed. Ze leefden heel dicht bij God. Maar toen ze ongehoorzaam waren kregen ze straf en stuurde God hen weg uit het Paradijs, en moesten ze hard werken op het land. De Here God had gezegd dat er voortaan dorens en distels op het land zouden groeien, die gemeen kunnen prikken. Dat was de straf die ze verdiend hadden. Maar het ergste was, dat ze niet meer dicht bij God leefden. Wij zijn ook vaak ongehoorzaam, net als Adam en Eva. De Here God weet wel hoe we zijn, en dat we steeds weer verkeerde dingen doen. Daarom is de Here Jezus gekomen. Hij is Gods Zoon en heeft geen verkeerde dingen gedaan. En weet je wat zo mooi is? Hij hield zo veel van ons, dat Hij de straf die wij hadden verdiend voor ons gedragen heeft, aan het kruis.
De Here Jezus werd door één van Zijn vrienden verraden, en aan Zijn vijanden overgeven. De andere vrienden lieten Hem in de steek. De Here Jezus werd uitgelachen, en uitgescholden. En de soldaten sloegen hem met een zweep op Zijn rug! Ze maakten van grote gemene dorens een doornenkroon, en zetten die op het hoofd van de Here Jezus, en sloegen er nog eens hard op met een stok! Dat deed natuurlijk heel erg pijn! Ook vertelden ze allemaal leugens over Hem, en de Here Jezus zei helemaal niets! Hij liet het allemaal gebeuren, want Hij wist: dit is de enige manier om de mensen weer terug te brengen bij God, de Vader! En dat was de moeilijke taak van de Here Jezus. De soldaten hingen Jezus aan het kruis met grote spijkers door Zijn handen en voeten. Pilatus, de Stadhouder liet een bordje boven aan het kruis hangen waarop stond geschreven: JEZUS, DE KONING DER JODEN.
Opeens, midden op de dag, werd het helemaal donker. De Here Jezus schreeuwde het uit; “Vader, waarom hebt U Mij verlaten?” Daar aan het kruis heeft de Here Jezus de straf gedragen van alle mensen. Daarom werd het helemaal donker, want zonde maakt dat je niet meer dicht bij God kan leven. De Here Jezus was als Licht in de wereld gekomen, en nu werd het donker! Na een paar uur werd het weer licht, en toen stierf de Here Jezus. Hij riep: “HET IS VOLBRACHT!” Dat betekent dat de weg naar God weer VRIJ is! De Here Jezus werd van het kruis gehaald door een paar vrienden en in een nieuw graf gelegd. Wat waren de vrienden verdrietig. Maar op de derde dag gingen Maria en twee discipelen naar het graf en zagen een engel die hen vertelde dat de Here Jezus uit het graf was opgestaan. HIJ LEEFT! Dat was geweldig nieuws! Nu waren ze heel erg blij. De Here Jezus heeft de dood overwonnen. Alle mensen kunnen het nu weer in orde maken met God, door te geloven dat de Here Jezus ook voor hen gestorven is!
Na dit verhaal is het helemaal stil in de klas. Plotseling steekt Joris zijn vinger op. “Juf, ik weet hoe zeer het doet als je met een zweep geslagen wordt, en ik weet ook hoe zeer dorens doen.” Joris vertelde zijn hele verhaal aan de juf en alle kinderen. “Ja Joris, dat was heel erg. Maar wat fijn dat de dokter ze er voor jou heeft uitgehaald. En net zoals met de dokter, is het ook met de Here Jezus. Ieder verkeerd ding die je doet, is net een doorn. Je moet hem er uit laten halen, anders wordt het steeds erger! Als je om vergeving vraagt wil de Here Jezus je altijd vergeven, en helpen om ook anderen te vergeven.”
Dat is een mooie les. Nu begrijpen Joris en Mariska heel goed wat Paasfeest is.
JEZUS LEEFT!
HIJ VERGEEFT IEDEREEN DIE VERKEERDE DINGEN HEEFT GEDAAN EN AAN HEM VERGEVING VRAAGT.